Skip to main content

Reisverhaal: Wandelen in de Alpujarras & Sierra Nevada

Wandelen in Andalusië Alpujarras en Sierra Nevada

Tussen hemel en aarde

A jewel surrounded by undalating valleys. Zo omschreef de Engelse schrijver Gerald Brenan bijna 100 jaar geleden de Alpujarras. En een juweel is de streek aan de zuidkant van de Sierra Nevada nog steeds. Wij nemen het beste van beiden; bergen, witte dorpen en groene dalen.

Heb je dat ook wel eens? Dat een gedachte je niet meer loslaat. Je hartgrondig naar een plek verlangt, maar er nooit bent geweest. Dat je verliefd bent, zonder dat je weet waarop. Ik had het met de Sierra Nevada, die machtige zuidkant van Spanje. Waar de zon schijnt voor hij opkomt. Een gebergte dat in de eeuwen heen van naam veranderde, afhankelijk van wie het in ‘bezit’ had. ‘Zonnige bergen’, ‘Winderige bergen ’ en ‘IJzige bergen’. Tot het ‘Besneeuwde bergen’ werd. Nóg sterker was de liefde met de Alpujarras. Het ‘magische land’ aan de zuidkant van de Sierra Nevada dat zoveel geeft en zo weinig vraagt. Vijgen, druiven, walnoten, ham, olijven en sinaasappels. Spierwitte dorpen die zich laven aan de warme zon, vastgeklampt aan de steile hellingen. In de diepte de groene valleien waar kristalhelder water uit de bergen naartoe stroomt. En een strelende bries. Een zachte, zoete, naar tijm geurende wind uit het hooggebergte die iedereen betovert. Ik wist het allemaal, hoewel ik er nog nooit was geweest.

‘Ben je niet bang dat het tegenvalt?’, vraagt vaste reismetgezel JM als ons vliegtuig de daling inzet richting Malaga en ik hem deelgenoot maak van mijn heimelijke gevoelens voor het onbekende. Een terechte vraag. JM was hier al vaker. Op de fiets, met oud en nieuw, op zoek naar zichzelf en naar antwoorden. Dat heb je soms in het leven. Eén herinnering heeft hij helder. Bij iedere slag van de kerkklok van Bubión staken de toegestroomde feestgangers één druif in hun mond. Doce uvas. Twaalf druiven, voor iedere maand één. Druiven die een jaar lang voorspoed zouden brengen. En dat kwam er!

Omringd door golvende valleien

Als we de volgende ochtend bij Philip en Brenda van El Paraje in Bérchules in de zon op het terras aan een grandioos ontbijt zitten, moet ook JM toegeven dat de Alpujarras hem opnieuw bij de kladden heeft. En wanneer we uren later Trevélez in de diepte zien liggen, de besneeuwde Mulhacén op de achtergrond die als een trotse moeder over haar schatten waakt, heft hij zijn handen richting de hemel. Wie maakt deze perfecte schoonheid? Een juweel omringd door golvende valleien. Zo omschreef de Engelse schrijver Gerald Brenan de Alpujarras. Hij woonde tussen 1920 en 1934 in het dorp Yegen en schreef er het geweldige boek ‘South from Granada’ over. In deze streek is het wel iemand hoor, die Brenan. Voor eeuwig geërd met een plaquette aan de gevel van het huis waar hij woonde. Aan het eind van zijn 14 jaar in Spanje kende hij de streek beter dan de Alpujarreños zelf.

Tussen Bérchules en Trevélez.

Yegen ligt helaas niet op onze route. Wij overnachten in Trevélez. Een dorp dat draait om ham. Trevélez ís ham. De beste Serranoham die je in Spanje kunt proeven, wordt hier gemaakt. Bestel een glas rode wijn en je krijgt er ongevraagd een broodje bij. Met ham. Iets zoetige, stevige, dieprode ham. Niet taai. Of ranzig. Heerlijk! Een bezoek aan een secaderos, een droogschuur, is een feest voor alle zintuigen. Honderden hammen aan het plafond. Alleen met grof zeezout gepekeld. Niets meer, niets minder. En dan minimaal 12 maanden drogen aan alleen de lucht, soms veel langer. De lucht van Sierra Nevada uit het noorden. Lucht met een zweem van sneeuw, regen, kou, een beetje zout van de zee wellicht als de wind de verkeerde kant opstaat. Lucht gevuld met liefde, wanhoop, overspel en verdriet en alles wat het leven nog meer heeft te bieden. Dat alles trekt in zo’n ham en verdomd, dat proef je. Je moet er wel voor openstaan natuurlijk.

Ham in Trevelez
Honderden hammen aan het plafond. Alleen met grof zeezout gepekeld.

Een etmaal later sta ik in de Refugio Poqueira onder een hete douche. Een hete douche en daarna een glas eerlijke wijn en een bord eerlijk eten. Mooier kun je het niet hebben. Na het eten, op het terras, uit de wind en in de zon, zien we links de Middellandse Zee glinsteren en rechts de top van de Mulhacén waar we morgen omhoog gaan. De hoogste berg van het Spaanse vasteland, 3482 meter. Genoemd naar Boabdil Muley-Hacén, vader van Mohammed XI Abu Abdallah, de laatste Moorse koning van het koninkrijk Granada die in 1492 door de christenen werd verdreven en naar Noord-Afrika vluchtte. Zijn vader Boabdil ligt begraven in een kloof ergens onder deze top. Een mooi verhaal. Minder heroïsch is het verhaal over de groep Nederlanders die in 2004 uitgeput deze hut binnenviel. Op de Alto del Chorillo, waar wij vandaag nog van een boterhammetje hapten, kwamen ze vast te zitten in een verschrikkelijke sneeuwstorm. Drie van hen vonden de dood. Ik zoek een teken, een aandenken, iets om te herinneren aan deze enorme tragedie. Zoals Brenan een plaquette heeft aan zijn huis in Yegen. Niets. Ook in de hut hebben ze geen idee. Zo gaat dat. De bergen geven en de bergen nemen. En het leven gaat voort.

Rifugio Poqueira Sierra Nevada
De Rifugio Poqueira met op de achtergrond de Mulhacén.

Als je Afrika wilt zien…

De volgende ochtend eindelijk weer eens die spanning van het voor dag en dauw opstaan. Het is lang geleden dat ik een top beklom. Gerommel, gesnuif, geritsel, gefluister. Het hoort bij een beklimming van een serieuze berg, want dat is de Mulhacén. Een half uur later zijn we als één van de eersten op pad; het ritme van de georganiseerde routine verleer je nooit. We knarsen over de harde sneeuw naar boven, maar de stijgijzers blijven in de rugzak. En dan, dat mooie moment op een dag als je van de schaduw de zon inloopt. Dat moment dat je botten opwarmen en je weet dat het een grandioze tocht gaat worden. JM meent Afrika te zien liggen, maar dat beeld zat al een week geleden in zijn hoofd. Inderdaad zien we boven de zee een zwarte strook. Maar het kan alles zijn. Als je Afrika wilt zien, dan zíe je Afrika. Zo werkt dat. Ruim voor tien uur zijn we boven. Met wat andere Spanjaarden. Onder het betonnen altaartje op de top liggen briefjes en plastic bloemen. In de diepte blinkert Granada. Het hoogste punt van het Spaanse vasteland, en wij staan er! We schudden de andere klimmers de hand. Of we een foto willen maken? Natuurlijk. Bergwandelen brengt de mensen bij elkaar.

Top Mulhacén Sierra Nevada
Bergwandelen brengt de mensen bij elkaar.

Om nou te zeggen dat we staan te juichen om ruim 2000 meter af te dalen naar het dal, nee. Zeker niet na de enorme tortilla die we als ‘tussenstop’ terug op de hut gebruiken en deels laten inpakken. Aan de andere kant; bijna een hele dag in de Refugio Poquiera hangen is geen aanlokkelijk vooruitzicht. Dan beweegt er wat. Het is een herder. Met een mooie kop. Sterk en onbreekbaar. Drie honden om zich heen. Een witte hoed op. Op de achtergrond de besneeuwde toppen van de Sierra Nevada, de lucht egaal blauw. Beken die als zilveren draden langs de hellingen naar beneden dwarrelen, het landschap oneindig leeg, getwinkel uit de diepte. Hij lacht. En als vanzelf stroomt de energie in ons. Natuurlijk. Op weg! Het wordt een onvergetelijke tocht langs acequias. Kleine wereldwonderen zijn dat. Zó mooi en slim gegraven. Al het smeltwater uit de bergen verzamelt zich in de acequias, stroomt met klein hoogteverschil naar beneden en bevloeit de steile graslanden en akkers aan de randen van de dorpen. Bedacht door de Romeinen, maar aangelegd door de Moren, de benaming voor de islamitische bevolking die ooit grote delen van Portugal en Spanje veroverde. Uiteindelijk trokken ze zich terug in de Alpujarras waar ze tot de 15e eeuw redelijk ongestoord woonden voor ze ook daar definitief verdreven werden. Maar niet voor ze onuitwisbaar hun stempel op de Alpujarras hadden gedrukt.

Wandelen in de Sierra Nevada Andalusie

Hoe moet dat hier zijn in de zomer?

Kapot vallen we Capileira binnen. Maar het dorp vrolijkt ons meteen op. Groen, open, levendig. Veel volk op straat. In de achterstraatjes klinken kindergeluiden. We nemen onze intrek in Hotel Poquera; een sfeervol familiehotelletje met balkonnetjes, koele kamers, etensgeuren. Donkere plavuizen, kunst aan de muur, een mooie lange bar met honderden verschillende flessenopeners. Het is werkelijk loeiheet op straat. Hoe moet dat hier zijn in de zomer? Als de honden voor pampus in de schaduw liggen, de vogels verstommen en alleen toeristen zich tussen 12 en 5 op straat begeven. Maar zover is het nog lang niet. Nu moet er hard op het land gewerkt worden. Zaaien, planten, poten en verven. Witte verf! De huizen zijn niet altijd wit geweest. Verf was vroeger duur, dus de huizen bestonden gewoon uit platte stenen, water en aarde. Daardoor konden ze ook ‘bewegen’ richting het dal, zonder te scheuren. Nieuwe huizen zijn van beton en kunnen niet meer ‘schuiven’. Het gevolg is scheuren, onherstelbare scheuren. Vroeger was het zo gek nog niet.

De volgende ochtend hebben we tijd het dorp echt goed te bekijken. Capileira geurt uitbundig naar rozen. En heeft straatjes met mooie namen als Calle Silencio en Calle Vicario (vicario=kapelaan). Ze zijn zo ellendig steil dat er zwarte leuningen zijn aangebracht waar de oudjes van het dorp zich ’s ochtends langs omhoog kunnen hijsen. Voor een brood en een praatje. Zwaluwen scheren rakelings langs ons hoofd, hun nesten beschermend onder de balken van kastanjehout. Capileira is een labyrinth. Een chaos. Complete anarchie. Zo lijkt het althans, maar er is wel degelijk over nagedacht. De Alpujarreños waren echt niet gek. Om indringers het leven zuur te maken, bouwden ze de dorpen zo ingewikkeld dat de vijand zich volledig vastliep. Hét moment voor de Alpujarreños om vanaf hun platte daken, de terraos, van alles en nog wat op hun op verdwaasde vijanden te smijten. Later werden de platte daken gebruikt om fruit te drogen. En de was te drogen. Een ander opvallend ding: de schoorstenen. Net paddenstoelen. Met een platte leisteenafgedekt om de regen buiten te houden en daar boven weer een steen, een castigaera.

Bubion en Pampaneira Alpujarras
Uitzicht vanuit Campileira.

Het Spanje om van te houden

Opeens zijn we het dorp uit. Zo gaat dat nog in dit deel van Spanje. Dorp en platteland lopen naadloos in elkaar over. Het valt ons op hoe groen en uitbundig de natuur nog in bloei staat. Velden vol kamille, klaprozen en paarse distels. Salamenders die wegschieten. De akkers zo steil dat ze nog bewerkt worden met pikhouwelen. Buenos Días! Een eeltige hand gaat omhoog. Bubion, Pampaneira, net zo prachtig als Capileira. Over een loeihete pas naar Pitres. Pitres in de verstilde Tahavallei is anders. Authentieker. Geen toerist te bekennen. Een musje pikt de kruimels van een lunch op, ergens zwaaien de luiken open. Twee honden likken aan elkaars kruis. Een kat slobbert de drank op die een ouwe tandloze hippie omstoot. Het Spanje om van te houden.

En als je dan denkt dat je alles hebt bereikt wat tussen hemel en aarde ligt, kom je terecht in Ferreirola aan het einde van de vallei. Groen, vruchtbaar, overal walnotenbomen en bronnen waar kristalhelder opborrelt. Een avondzon die nooit meer overtroffen zal worden. Mooi om er een nieuwe liefde bij te hebben.

Ferreirola
Ferreirola.

(Dit reisverhaal verscheen eerder in het ANWB Magazine Op Pad.)

Informatie over deze wandeltocht

Meer informatie over de wandelgebieden Alpujarras en Sierra Nevada vind je op deze pagina. Uitgebreide praktische informatie over alle etappes van de hierboven beschreven wandelweek vind je via onderstaande links:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *